Geharnaste saamhorigheid

door Dick Couvée

Ruim een week geleden werd Parijs opgeschud door de brute moord op ruim 130 Parijzenaars, op dat moment bezig met leven, in de concertzaal, het restaurant, het voetbalstadion. Er waren daarnaast zo’n 400 gewonden. Afschuwelijk. Het zal je maar gebeuren, of de slachtoffers zullen maar familie of vrienden van je zijn. De aanslagen werden kort daarna opgeëist door Islamitische Staat. Ook zeven van de acht aanslagplegers kwamen om, zes door eigen toedoen, de zevende door een politiekogel. Niet een losse flodder dus, deze aanslagen, maar georganiseerd.

Toen ik ervan hoorde, had ik, na de eerste schok en ontreddering, allerlei associaties met de aanslag in januari van dit jaar op de medewerkers van Charlie Hebdo en de aanslagen op de WTC-gebouwen destijds in november 2001. De reacties van de westerse leiders en het westerse publiek waren van een inmiddels bekend recept. Alle nadruk op ‘wij’. ‘Wij’ laten ons niet uit elkaar spelen, ‘wij’ laten onze samenlevingen niet ontregelen door een stelletje barbaarse terroristen. En ja, het ‘O’-woord viel dan eindelijk. De Franse president en de Engelse en Nederlandse minister- president verklaarden, dat wij in oorlog zijn met IS. Met alles wat daarbij hoort: het uitroepen van de noodtoestand in Parijs (en Brussel), het opvoeren van de veiligheid en het opvoeren van bombardementen in Irak en Syrië (Nederland aarzelt nog over Syrië). Dat alles onder het motto: kwaad moet je met kwaad vergelden. Dat is de enige manier om met barbaarse, terroristische onmensen om te gaan.

Is er dan geen reden om wat nodig is te doen om de burgers van Europa te beschermen? Natuurlijk wel. Het is zelfs de plicht van overheden. Zijn de mensen van IS dan soms lieverdjes, die je met fluwelen handschoenen kunt aanpakken? Nee, natuurlijk niet. De grote vraag is alleen of de maatregelen waarvan de noodzaak ons burgers nu wordt aangepraat, ook gaan werken. Een stad dichtgooien, zoals de afgelopen dagen in Brussel, dat kan je één keer doen. Maar niet steeds weer of voortdurend. Dan is het middel erger dan de kwaal. Onze ‘leiders’ en politici hebben het ook steeds over bescherming van de westerse waarden. Welke waarden eigenlijk? Zijn dat de waarden van de neoliberale samenleving? Economische groei en consumptie tot je erbij neervalt, als doel in zichzelf? Volgens mij is een van de echte westerse waarden: vergeldt geen kwaad met kwaad en ‘laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede.’ Op dat soort noties waren (en zijn?) onze westerse samenlevingen gebaseerd. Als die zouden worden verdedigd, deed ik mee. Nu niet. Het spijt mij.

De grote kernvraag die onze politici en het nu gekozen beleid niet beantwoorden is deze: hoe voorkomen wij, dat de nu door hen aangekondigde oorlog beide kanten meesleurt in een spiraal van geweld en nog meer geweld? Langs die lijn zou je je westerse burgers werkelijk kunnen beschermen. De aanvallen van IS, zo geven de IS-strijders zelf duidelijk aan, zijn helemaal geen aanval op westerse waarden. Zij zijn een reactie op wat het Westen doet en heeft gedaan in Irak en Syrië: namelijk bombarderen. En daarbij vallen talloze slachtoffers, mensen, veel meer dan er in Parijs zijn gevallen. Alleen noemen we dat geen barbaars terrorisme, maar ‘bombardementen’ en zien we van de barbaarse effecten daarvan niets op de westerse televisie.

Hannah Arendt, die veel heeft nagedacht over macht en geweld, schrijft: ‘In elk geval kunnen we het radicale kwaad wellicht hieraan herkennen, dat we het noch bestraffen noch vergeven kunnen: dat wil zeggen, dat het radicale kwaad het bereik van de menselijke aangelegenheden overstijgt en zich aan de mogelijkheden van de menselijke macht onttrekt. Wij kunnen het radicale kwaad alleen met geweld beantwoorden. Dat impliceert niet, dat wie zich op die manier verweert een boosdoener is, maar wel, dat het radicale kwaad (….) het tussenmenselijke machtsbereik verwoest. Kwade daden zijn letterlijke on-daden: zij maken elk verder handelen onmogelijk. Het tussenmenselijke machtsbereik. Daarop zouden wij in het westen moeten sturen. Dat betekent hoe dan ook en hoe lastig ook, de tegenstander, mensen (geen onmensen!), niet demoniseren. Onderscheid, hoe lastig ook, blijven maken tussen wie iemand is, namelijk: mens, kind van God (en dan ieder mens, zegt de christelijke traditie) en wat iemand doet. In Romeinen schrijft Paulus: ‘Dus als je vijand honger heeft, geef hem dan te eten. Als hij dorst heeft, geef hem dan te drinken. Daarmee laat je zien, dat niet jij, maar God hem zal straffen.’ Het is precies de kern van waar het om gaat in het groot: niet vergelden, maar alles doen om de spiraal van geweld te doorbreken en daarbij niet wachten op de ander, maar zelf de eerste stappen zetten. Dat is, volgens mij, geen vroom, wereldvreemd, christelijk gepraat. Maar het enige dat werkelijk werkt, op den duur. Een echte westerse waarde dus (beter nog een algemeen menselijke!). Het is in ieder geval wat we in de Pauluskerk in het klein proberen. En (vaak) met succes!